Rum en piraten gaan samen als whisky en Schotland. Maar wist
je dat de naam
rum
ook al heel oud is? De etymologie van dit gouden
goedje is minstens zo interessant als de drank in je glas.
Van Londense straattaal tot Caraïbische vaten
In het 16e- en 17e-eeuwse Londen was
rum geen
drankje, maar straattaal. In de
thieves’ cant, het geheime dialect van
zakkenrollers en dieven, betekende
rum zoiets als “vreemd”, “bijzonder”
of zelfs “excellent”. Een
“rum fellow” was dus niet iemand die een
stevige borrel lustte, maar gewoon een rare kerel.
Toen Europese kolonisten halverwege de 17e eeuw op de
Caraïben begonnen met het distilleren van melasse – een bijproduct van
suikerriet – kregen ze een drank die krachtig, ongepolijst en vooral nogal
eigenaardig smaakte. Geen wonder dat men terugviel op een woord dat al stond
voor iets ongewoons:
rum.Kill-Devil, Rumbullion en andere bijnamen
Voordat “rum” de officiële naam werd, dook de drank ook op
onder andere kleurrijke benamingen. Zo spraken Engelsen in de 17e eeuw over “Kill-Devil”,
omdat het brouwsel zo heftig was dat het menig keel verschroeide.
In sommige documenten komt ook “rumbullion” of “rumbustion”
voor, woorden die chaos en rumoer betekenen. Het lijkt erop dat men simpelweg
geen beter etiket kon bedenken voor de wilde, brandende drank die toen nog
nauwelijks verfijnd was.
Een naam die bleef plakken
Waar de Engelsen vaak prat gaan op hun gin en de Schotten op
whisky, groeide rum al snel uit tot hét exportproduct van de Caraïben. En die
vreemde naam? Die bleef gewoon plakken. Vandaag de dag denken we bij rum niet
meer aan rare types of dieventaal, maar aan piratenvlaggen, tiki-cocktails en
flessen die soms duizenden euro’s waard zijn.
Dus de volgende keer dat je een glas rum inschenkt, onthoud:
je drinkt niet alleen een eeuwenoude spirit, maar ook een woord dat ooit
simpelweg “vreemd” betekende. En zeg nou zelf, dat past toch perfect bij dit
eigenzinnige drankje?